Koninklijke Gpg RO van het gewest Mechelen

Navigeren

  • Home
  • Agenda
  • Bestuur
  • HR nieuws
  • Spring Supper
  • Hofstade monument
  • Historische gebeurtenissen

Historische gebeurtenissen

 XX-ste treinkonvooi.

 

20th convoy1

Het tweede standbeeld gemaakt ter nagedachtenis van de verzetsactie tegen het 20e Jodentransport.
Locatie: treinstation Boortmeerbeek.

20th convoy2

Het XX-ste treinkonvooi was een treintransport tijdens de Tweede Wereldoorlog van 1631 Joodse gevangenen uit Kamp Mechelen naar het concentratiekamp Auschwitz.

Drie jonge Belgische mannen dwongen de trein tussen Boortmeerbeek en Haacht tot stoppen waarbij een deel van de gedeporteerden kon ontsnappen.

Het was de grootste actie om Joden uit een trein naar Auschwitz te redden en ook één van de enige ( buiten een gelijkende actie in Polen).

In 1940 woonden er in België circa 70.000 Joden, van wie 46% met treinen gedeporteerd werd via de Dossinkazerne in Mechelen en 5034 via het Franse Kamp Drancy nabij Parijs.

Het Reichssicherheitshauptamt (RSHA) in Berlijn regelde het vorderen van de treinen bij de Belgische spoorwegen. De chef van de Dossin-kazerne liet het transport ter plaatse organiseren en liet papieren konvooilijsten in drievoud opstellen. Eén konvooilijst was voor de politieofficier die het konvooi begeleidde, één was voor het kamp te Mechelen en één voor de BSD-dienst te Brussel. Doordat de transportlijsten van Kamp Mechelen volledig zijn bewaard gebleven kon een volledig overzicht van de gedeporteerden worden opgesteld. Vanaf de zomer van 1942 tot de zomer 1944 verlieten achtentwintig treinkonvooien de Dossinkazerne en brachten zo 25.257 Joden en 351 Roma naar Oost-Europa. Hun bestemming was meestal Auschwitz.

Op 19 april 1943 vertrok het XX-ste konvooi met 1631 personen naar Duitsland. Het betrof een uitzonderlijk groot konvooi en het vervoer gebeurde voor de eerste maal met goederenwagons, waarbij de deuren werden vergrendeld met prikkeldraad. Bij vorige konvooien waren steeds derde klasse personenwagons gebruikt waardoor gedeporteerden makkelijk via de ramen konden ontvluchten.

De verzetsactie

Gewapend met één revolver, een stormlamp en rood papier dwongen Youra Livchitz (Georges Livchitz), Robert Maistriau en Jean Franklemon, oud-klasgenoten van het Atheneum te Ukkel, de trein te stoppen op de spoorlijn Mechelen–Leuven tussen Boortmeerbeek en Haacht.

Dit is een uniek feit in de geschiedenis van de Holocaust. Nergens in Europa is tijdens de Tweede Wereldoorlog een bevrijdingsactie uitgevoerd op een Jodentransport. Het XX-ste konvooi werd begeleid door een commando van de Sicherheitspolizei dat speciaal uit Duitsland kwam. Het bestond uit één officier en 15 manschappen. Ondanks deze bewaking slaagde Maistriau erin één treinwagon te openen waarvan 17 ontsnapten. In totaal konden 231 Joden ontsnappen. Van hen werden 90 gedeporteerden weer gepakt en op een volgend transport gezet; 26 personen werden bij hun vlucht gedood en 115 gedeporteerden slaagden in hun ontsnapping. De jongste vluchteling was amper 11 jaar en heette Simon Gronowski. Ook Regine Krochmal, een achttienjarige verpleegster uit het verzet, wist te ontvluchten. Met een broodmes zaagde ze de houten stangen door die voor een luchtopening waren aangebracht, waarna ze uit de rijdende trein sprong in de buurt van Haacht. Beiden hebben de oorlog overleefd. De machinist van de trein tussen Tienen en Tongeren, Albert Dumon, speelde ook een belangrijke rol: hij wist dat mensen probeerden te ontsnappen en deed alles wat hij kon om hun vlucht gemakkelijker te maken.

Op 22 april 1943 kwam de trein alsnog aan te Auschwitz. Tijdens de selectie werd aan slechts 521 personen een stamnummer toegekend. De overige 1031 gedeporteerden uit dit transport werden omgebracht in de Holocaust. Van degenen met een stamnummer zouden slechts 150 de oorlog overleven.

Na het XX-ste konvooi werden de Jodentransporten versterkt met soldaten uit de wachtcompagnie van de dienst te Brussel die meegingen tot aan de Duitse grens.

Terechtstelling

Youra Livschitz en zijn broer Alexander werden op 23 juni 1943 gearresteerd na verklikking. Ze kregen het doodvonnis, voltrokken op de Nationale Schietbaan (op resp. 17 en 10 februari 1944). Robert Maistriau en Jean Franklemon overleefden de oorlog.

Monument

Ter nagedachtenis van de weerstandsactie werd in 1993 een monument van beeldhouwer Etienne Desmet opgericht nabij het treinstation van Boortmeerbeek. Het monument kwam tot stand op initiatief van Maurice Tzwern en van het Joods Museum van Deportatie en Verzet te Mechelen. Fondsen kwamen van vrienden en instanties rond Maurice Tzwern, zoon van Hena Wasyng. Zij werd in Boortmeerbeek bevrijd uit het XXste transport. De Gentse beeldhouwer Etienne Desmet heeft een sobere zuil ontworpen van cortenstaal. De drie handen op de zuil zijn niet enkel een symbool van strijd tegen onverdraagzaamheid, discriminatie, geweld en marteling, maar ook van hoop en solidariteit. Het brengt in herinnering dat, louter om racistische redenen, over deze spoorlijn 25.257 Joden waaronder 5093 kinderen naar het concentratiekamp Auschwitz werden weggevoerd. Ook werden nog 351 Roma weggevoerd. Slechts 1205 personen keerden levend terug uit wat later in de geschiedenis van de 20e eeuw omschreven zou worden als de Holocaust.

De dag van de weerstandsactie tegen het XX-ste konvooi is ook een symbolische dag omdat deze samenvalt met de opstand in het getto van Warschau, in Polen.

 

_________________________________________________________________________________

 

Militaire Begraafplaats Eppegem

Historiek

Op de begraafplaats van Eppegem liggen 228 Belgische doden uit de Eerste Wereldoorlog begraven, waarvan er 46 niet meer geïdentificeerd konden worden. De meeste doden zijn in de omgeving van Eppegem gevallen tijdens de Eerste (24-26 augustus 1914) en Tweede (9-13 september 1914) Uitval uit Antwerpen. De sterfdata 'pieken' vooral op 24 augustus (44 doden), 26 augustus (54), 27 augustus (13) en 12 september (42). Op de begraafplaats zijn vooral de 2de Jagers te Voet (met 66 doden) en 3de Jagers te Voet (met 96 doden) sterk 'vertegenwoordigd'.

Op 18 augustus 1914 besliste Koning Albert het Belgisch Leger terug te trekken in de Vesting Antwerpen. Hij zette zijn troepen wel in voor grootscheepse uitvallen uit Antwerpen tegen de langgerekte, zwak verdedigde noordflank van het Duitse leger, om de druk op de Franse en Britse troepen meer zuidwaarts te verlichten.

Drie divisies werden er op uitgestuurd tussen het kanaal van Willebroek en het kanaal Leuven-Dijle. De speerpunt van de aanval richtte zich in de richting van Schiplaken, Elewijt, Houtem, Hofstade, Weerde, Eppegem en Zemst. Weerde, Zemst en Eppegem konden tijdelijk op de vijand veroverd worden, maar de Duitse weerstand bleek uiteindelijk te sterk voor verdere veroveringen. Tijdens hun terugtocht op 26 en 27 augustus leden de Belgen zware verliezen.

De Tweede Uitval uit Antwerpen (9-13 september 1914) werd voorafgegaan door een artilleriebeschieting en een geleidelijke opmars van de infanterie. De Duitsers waren echter beter voorbereid en konden de aanvalsgolf afslaan. Eppegem werd hierbij meermaals én door de Duitsers én door de Belgen overrompeld, met vele vernielingen in het dorp tot gevolg. In de ruime omgeving werd de burgerbevolking het slachtoffer van wreedaardige Duitse praktijken, waaronder brandstichting, gijzelneming en executies. Het dorp zou nadien een trekpleister worden voor ramptoeristen.

Tijdens de oorlog was naast het Belgische gedeelte van de begraafplaats ook nog een Duits gedeelte aangelegd voor soldaten die in de omgeving gesneuveld waren tijdens de gevechten van augustus en september 1914. De begraafplaats was ontworpen door architect Kühnen, met vooraan een indrukwekkende toegangspoort naar ontwerp van Hauptmann Rehorst. Maar vooral het gedenkteken van Georg Kolbe zou de begraafplaats beheerst hebben. In juni 1918 werd het 'Ehren-Friedhof' in Eppegem ingewijd, getuige hiervan een brochure die op 26 juni 1918 naar aanleiding van die plechtigheid werd uitgegeven. Nadat de Duitse graven werden overgebracht naar het 'Ehren-Friedhof' van Wespelaar, werd het gedenkteken van Kolbe in 1939 naar de begraafplaats van Lier.

De grond voor de begraafplaats werd door de gemeente aangekocht en later afgestaan aan de Staat, tegen dezelfde prijs. De bouwvergunning voor de oprichting van de bakstenen muur en smeedijzeren poort werd op 12 juni 1926 toegewezen aan aannemer Paz. Achter de rijen graven zijn nog steeds haagjes aangeplant, zoals bij de oorspronkelijke aanleg was voorzien. Het metalen gedenkkruis vooraan op de begraafplaats, achter de gedenksteen ter herinnering aan de slachtoffers van 26 augustus en 12 september, is vervaardigd uit 2 kanonlopen. Verder op de begraafplaats zijn gedichten terug te vinden van Em. Verhaeren en R.V. Mortier. Robert Valeer Mortier, geboren in Izegem in 1875, was een jezuïet die gelegenheidsgedichten publiceerde. Zijn "Grafrijmpjes voor onze gesneuvelde jongens" verscheen in verschillende drukken. Het hier citeerde gedicht droeg hij in deze publicatie op aan Pervijze.

Emile Verhaeren, geboren in Sint-Amands in 1855, was een romantisch schrijver met Vlaamse afkomst, die in het Frans schreef. Zijn werk bestond vooral uit poëzie. Aan het begin van de 20ste eeuw was hij als dichter wereldberoemd. Toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak, verbrak hij alle contacten met Duitse en Oostenrijkse vrienden en liet hij zich gewillig voor de propagandakar van het nationale België spannen. In november 1916 overleed hij in Rouen.

Beschrijving

Begraafplaats met rechthoekig grondplan en een oppervlakte van circa 22 are, omgeven door een bakstenen muur. De muur aan straatzijde is versierd met traliewerk bevestigd tussen bakstenen pijlers, afgewerkt met grijze natuursteen. Het tweeledige smeedijzeren toegangshekken is gevat tussen 2 pijlers met kransmotief.

Vooraan rechts op de begraafplaats staan 2 gedenktekens: een kleine obelisk met afgeronde top in grijze natuursteen opgetrokken, met goudkleurige sierelementen en kruisje, ruw behouwen zijkanten en uitgehouwen tekst: "LA BELGIQUE RECONNAISSANTE À LA MÉMOIRE DE SES ENFANTS, TOMBÉS POUR DÉFENDRE SON INDÉPENDANCE LES 26 AOÛT EN 12 SEPT. 1914". Onderaan: "ILS REPOSENT EN PAEX AU CIMETIERE D’EPPEGHEM. PRIEZ POUR EUX." Aan de achterzijde de Nederlandstalige tekst: "HET ERKENTELIJKE BELGIË AAN DE NAGEDACHTENIS VAN ZIJN KINDEREN DIE VOOR ZIJN ONAFHANKELIJKHEID SNEUVELDEN OP 26 AUGUSTUS EN 12 SEPTEMBER 1914". Eronder: "ZIJ RUSTEN IN VREDE OP HET KERKHOF TE EPPEGEM. BIDT VOOR HEN." Vlakbij staat een bruin kruis, vervaardigd uit 2 kanonlopen met krans op een gele bakstenen, vierkante sokkel, afgewerkt met grijze hardsteen, waarin de tekst "AAN ONZE GESNEUVELDE HELDEN 1914." gegrift staat.

Links vooraan, in de zuidelijke kant van de begraafplaats is een houten schuilhuisje, met grondplan, register en bezoekersboek. Iets verder hangen 2 grijze platen tegen de linker- en rechtermuur met teksten. Links: "MET EERBIED MENSCHEN TREEDT OP DEZEN HEILIGEN GROND/ HIER IS’T DAT MENIG HELD ZIJN ROEM EN RUSTE VOND/ R. MORTIER." Rechts: "LA PATRIE AUX SOLDATS MORTS./ JE RECUEILLE EN MON COEUR VOTRE GLOIRE MEURTRIE/ JE RENVERSE SUR VOUS LES FEUX DE MES FLAMBEAUX/ ET JE MONTE LA GARDE AUTOUR DE VOS TOMBEAUX/ MOI QUI SUIS L’AVENIR, PARCE QUE LA PATRIE/ EM. VERHAEREN". Een centraal kiezelpad, tot voor kort gemarkeerd door monumentale, in vorm gesnoeide coniferen, wordt halverwege doorkruist door een pad en leidt naar de vlaggenmast met Belgische driekleur op een verhoogd perk achteraan op de begraafplaats.

  • You are here:  
  • Home
  • Historische gebeurtenissen

Back to Top

© 2023 Koninklijke Groepering ReserveOfficieren van het gewest Mechelen